In de negende eeuw, tijdens het bewind van de Byzantijnse keizer Leo de Grote, woonde er in Constantinopel een voorname man genaamd Theognostos. Eens werden er nieuwe slaven naar Theognostos gebracht. Onder hen was een kleine jongen, oorspronkelijk een Scyth, "zoon van de heidenen". De jongen werd gedoopt en kreeg de naam Andrew. Het kind bleek moreel, gehoorzaam en intelligent te zijn. De meester hield van de kleine slaaf als een kind, hield hem bij zich en vertrouwde hem toe aan leraren om de Schriften te bestuderen. Andria studeerde goed, vastte, ging vaak naar de tempel en bad zijn armoede en wezen, pijn en verdriet weg.