Jeanne Bécu groeit in de achttiende eeuw op in armoede als een buitenechtelijke dochter van een kleermaakster. Mede door haar honger naar cultuur en met behulp van haar intelligentie weet ze hogerop de sociale ladder te klimmen. Ze wordt uiteindelijk een van de minnaressen van Lodewijk XV die dankzij haar zijn levenslust hervindt. Het is een relatie vol liefde en tegen alle gevoel van fatsoen in trekt Jeanne bij hem in. Haar aanwezigheid in Versailles veroorzaakt grote ophef bij het Hof.