1. DOEL
Dit experiment levert kennis op van de algemene kenmerken van het geslacht Streptococcus voor de differentiatie van soorten die tot deze groep behoren. Bovendien ontwikkelt het experiment het vermogen om bacteriën van het geslacht Streptococcus te herkennen die zijn geïsoleerd in biologische monsters in het klinische laboratorium, van het visualiseren van de kolonie in de initiële kweek tot het identificeren van het micro-organisme. Als onderdeel van de activiteiten zul je moeten leren over de werking van biochemische tests die worden gebruikt in de routine van het klinische laboratorium, naast het leren hoe je het resultaat kunt rapporteren en waarschijnlijke veranderingen in biochemische tests kunt oplossen.
Aan het einde van dit experiment zou je in staat moeten zijn om:
Identificeer morfologisch macro en microscopisch Streptococcus spp.;
differentiële tests uitvoeren voor andere Gram-positieve kokken;
differentiële tests uitvoeren voor verschillende soorten.
2. Waar kunnen deze concepten worden gebruikt?
Weten hoe je bacteriën kunt identificeren die tot het geslacht Streptococcus behoren, is een voorwaarde voor het ontwikkelen van experimentele vaardigheden en capaciteiten die de diagnose mogelijk maken van infecties veroorzaakt door deze micro-organismen. Bovendien maakt een correcte identificatie een snelle en passende behandeling van getroffen personen mogelijk.
3. Het experiment
In dit experiment zal Streptococcus spp. morfologisch, macro- en microscopisch geïdentificeerd worden. Hiervoor zullen verschillende inputs worden gebruikt, zoals: desinfectiekit voor aanrecht (alcohol en hypochloriet), kit voor gramkleurstof (kristalviolet, lugol, ethylalcohol, fuchsine of safranine), fysiologische oplossing (zoutoplossing 0, 9%), immersieolie , 3% waterstofperoxide, bacitracineschijven, trimethoprim-sulfamethoxazolschijven, optochinschijven, PYR-test, hyperchloorbouillon, Camp-test, gal-esculine, galoplosbaarheidstest, bloedagar van 5% schapen bevattende soorten van het geslacht Streptococcus α, β, δ hemolytica en instrumenten die zullen helpen bij het uitvoeren van de praktijk, zoals objectglaasjes, pasteurpipet (als de kleurstoffles geen dispenser heeft), demografisch potlood, lamp en microscoop.
4. Beveiliging
In deze praktijk wordt gebruik gemaakt van handschoenen, een masker en een jas, ook wel stofjas genoemd. Hoewel de praktijk geen risico voor de student met zich meebrengt, zijn deze drie beschermingsmiddelen essentieel voor de laboratoriumomgeving. De handschoen voorkomt eventuele snijwonden of besmetting met huidschadelijke middelen, het masker beschermt tegen mogelijke aerosolen en de laboratoriumjas beschermt het lichaam als geheel.
5. Scenario
De experimentomgeving bestaat uit een bunsenbrander op de werkbank, evenals benodigdheden en instrumenten. U moet ze selecteren en gebruiken om de correcte uitvoering van de experimenten te garanderen.