Een architecturale stijl wordt gekenmerkt door de kenmerken die een gebouw of een andere structuur opvallend en historisch herkenbaar maken. Een stijl kan elementen bevatten zoals vorm, constructiemethode, bouwmaterialen en regionaal karakter. De meeste architectuur kan worden geclassificeerd als een chronologie van stijlen die in de loop van de tijd verandert als gevolg van veranderende modes, overtuigingen en religies, of de opkomst van nieuwe ideeën, technologie of materialen die nieuwe stijlen mogelijk maken.
Stijlen komen daarom voort uit de geschiedenis van een samenleving en zijn gedocumenteerd in het onderwerp van de architectuurgeschiedenis. Op elk moment kunnen verschillende stijlen in de mode zijn, en wanneer een stijl verandert, gebeurt dit meestal geleidelijk, terwijl architecten leren en zich aanpassen aan nieuwe ideeën. Stijlen verspreiden zich vaak naar andere plaatsen, zodat de stijl aan de bron zich op nieuwe manieren blijft ontwikkelen terwijl andere landen met hun eigen draai volgen. Een stijl kan zich ook verspreiden door kolonialisme, hetzij door buitenlandse koloniën die leren van hun thuisland, hetzij door kolonisten die verhuizen naar een nieuw land. Nadat een stijl uit de mode is geraakt, zijn er vaak opwekkingen en herinterpretaties. Het classicisme is bijvoorbeeld vele malen nieuw leven ingeblazen en heeft nieuw leven gevonden als neoclassicisme. Elke keer dat het nieuw leven wordt ingeblazen, is het anders.
De mondiale architectuur werkt iets anders en wordt afzonderlijk vermeld. Het is de eigen methode van constructie die wordt gebruikt door lokale mensen, meestal met behulp van arbeidsintensieve methoden en lokale materialen, en meestal voor kleine bouwwerken zoals landelijke huisjes. Het varieert van regio tot regio, zelfs binnen een land, en houdt weinig rekening met nationale stijlen of technologie. Zoals de westerse samenleving heeft ontwikkeld, zijn de lokale stijlen grotendeels verouderd door nieuwe technologie en nationale bouwnormen.