Adres aan de Tweede Kamer der Staten Generaal, naar aanleiding van de hun door den minister van Binnenlandsche Zaken geweigerde concessie voor den aanleg eener groote zeehaven te Scheveningen en van een spoorweg vandaar naar Almelo en het verleenen der concessie tot den aanleg dier werken aan H.J.W.C. Swaan en W.H. van Heijningen