Verhaal in rijmvorm met meerdere gekleurde afbeeldingen op een blad, over twee ondeugende schooljongens. Ze pikken pruimen, spelen met vuur, eten alle taart op, gooien met stenen en krijgen elke keer hun verdiende straf. Dan gaan ze er met een auto vandoor, belanden in zee, worden door een schip gered en vergaan. Op een eiland komen ze bij menseneters terecht, en worden - net voor ze de kookpot ingaan - gered.